Samen groeien
in geloof

Historie

Vóór het jaar 1795 bestond de provincie Overijssel uit de drostambten Twente, Salland en Vollenhove.

De door de Staten van de provincie aangewezen Drost had een grote macht in zijn ambtsgebied. Alhoewel de “Heerlijkheid van Almelo”, waartoe ook Wierden behoorde, in het Drostambt Twente lag, bezat de Graaf van Almelo binnen zijn gebied de volledige juridische en bestuurlijke macht.

Ook op kerkelijk terrein had de heer van Almelo grote zeggenschap. Hij had het zogenoemde patronaatsrecht. Dit recht was verkregen, omdat door hem gronden werden afgestaan voor en geld werd geschonken ten behoeve van de bouw van kerken. Op grond van voormeld recht had de heer van Almelo als “unicus collator” het recht bij een vacature een nieuwe predikant te benoemen. Dit collatierecht beperkte zich niet alleen tot het beroepen van predikanten, maar betrof ook de benoeming van ouderlingen en diakenen en verdere kerkelijke medewerkers.

Voorts had de heer van Almelo het oppertoezicht op de kerkgebouwen en het beheer van de kerkelijke administratie. Toen de Fransen in het jaar 1795 ons land binnentrokken veranderde er veel aan deze machtspositie. Na de bevrijding van de Franse overheersing in het jaar 1813 volgde echter weer een gedeeltelijk herstel van de adellijke macht, waaronder ook het patronaatsrecht.

Voor zover bekend is in het jaar 1626 de eerste predikant door de heer van Almelo benoemd. Na meerdere benoemingen diende in het jaar 1790 opnieuw een beroep te worden uitgebracht. Deze predikant bleef tot zijn overlijden in het jaar 1825. Mede door de ontwikkelingen tijdens en na de Franse overheersing weigerde de kerkenraad van Wierden in het jaar 1825 echter het door de heer van Almelo uitgebrachte beroep op een nieuwe predikant “kerkelijk te maken”. Het beroep werd niet erkend. Integendeel.

Er werd zelfs ten sterkste tegen geprotesteerd dat Graaf van Rechteren Limpurg het “regt van collatie der Hervormde Kerk te Wierden” zou bezitten. De kerkenraad (daarbij gesteund door vele gemeenteleden) wilde zelf overgaan “tot het doen vervullen van den predikantsplaats”. Aan het classicaal bestuur in Deventer werd een verzoekschrift gezonden om voor de kerk te Wierden bij de Koning “een vrij beroep” te bepleiten, los van het collatierecht.

Aansluitend hierop schreef de Graaf ook aan de classis, om zijn beklag te doen over de houding van de Wierdense kerkenraad. De geschriften werden doorgezonden naar de Staatsraad, directeur-generaal voor zaken der Hervormde Kerk. Deze wijst vervolgens de Wierdense kerkenraad op de wettigheid van het collatierecht. De kerkenraad blijft echter weigeren het door de Graaf uitgebrachte beroep ontvankelijk te verklaren. In juli 1825 gaat een nieuwe brief naar de classis. Daarin wordt de classis verzocht te zorgen voor de voortgang in de waarneming van de dienst.

De classis weet echter niet wat zij er mee doen moet omdat “noch het Reglement op de vacatures en beroepingen, noch eenige kerkelijke wet of verordening iets bepaaldelijks voorschrijft wat er bij weigering van het kerkelijk maken van eener beroeping bij acte van collatie uitgebracht moet gebeuren”.

In november 1825 wordt de classis opnieuw om optreden gevraagd. Bij dispositie van “Zijne Majesteit” van augustus 1826 wordt de kerkenraad van Wierden tenslotte te kennen gegeven, dat men zich maar moet wenden tot de gewone rechter. In februari 1827 wordt dit gedaan. In het vonnis dat de rechtbank in eerste aanleg te Almelo wijst is vermeld, dat het door de kerkenraad van Wierden betwiste collatierecht van de Graaf als wettig wordt erkend. In hoger beroep komt het Hoog Gerechtshof te Den Haag tot een zelfde vonnis en doet het appel van de kerkenraad in mei 1830 teniet. Na vijf jaren van strijd en onzekerheid komt er zo een einde aan het geschil.

Het gevolg was wel dat na zes jaren vacant zijn eerst in het jaar 1831 door de Graaf weer een predikant werd beroepen.
In het jaar 1917 geeft “de Elector” aan dat de kerkenraad door hem voor wat betreft de vacature Ds. Van Luttervelt (8 predikanten hadden reeds bedankt) wordt vrijgelaten. Hem hoeft vanaf dat moment geen tweetal meer aangeboden te worden. Zodoende was Ds. Enkelaar te Tholen de eerste die te beurt viel om door de kerkenraad beroepen te worden. Uiteindelijk geeft Graaf van Rechteren Limpurg in het jaar 1923 bericht aan de kerkenraad dat hij in de eerstvolgende vacature de gemeente bij de beroeping volkomen vrijlaat.

Het einde van het collatierecht was een feit.

Predikantenlijst

1626 – 1662 Ds. Abraham Nijhoff; overleden alhier
1668 – 1681 Ds. Jachimus Liens; vertrokken naar Vriezenveen
1682 – 1710 Ds. Gerhardus Nijhoff; overleden alhier
1711 – 1752 Ds. Joachim Adolf Nijhoff, kwam als proponent ; met emeritaat
1753 – 1789 Ds. Adolph Hendrik Nijhoff, kwam als proponent; overleden alhier
1790 – 1825 Ds. J.P. Lindeman, kwam als proponent; overleden alhier
1831 – 1838 Ds. F.M.E. Hesselink, kwam als proponent; overleden alhier
1839 – 1868 Ds. B. Hagedoorn, gekomen van Ootmarsum; overleden alhier
1869 – 1885 Ds. P. Sinninghe Damsté, van Enter; naar Weerselo
1886 – 1890 Ds. W. Gerritsen, van Gelselaar; nam beroep aan naar Leiderdorp, maar overleed voor vertrek
1892 – 1897 Ds. H. Doornveld, van Huizen (N.H.); naar Bruchem-Kerkwijk
1898 – 1900 Ds. P.J. Kromsigt, van Scherpenisse; naar Rotterdam
1901 – 1912 Ds. S.A.C. Rijnenberg, van Burgwerd; naar Hien en Dodewaard
1912 – 1916 Ds. D. van Luttervelt, van Wezep; naar Driesum
1918 – 1923 Ds. G. Enkelaar, van Tholen; naar Langer en Kortenaar
1925 – 1931 Ds. B.G.C. Steenbeek, van Suawoude; naar Bennekom
1931 – 1936 Ds. F. van Asch, van Randwijk; naar Voorthuizen
1937 – 1940 Ds. K. van de Pol, van Boven-Hardinxveld; naar Den Haag
1940 – 1943 Ds. H. Talsma, van Neerlangbroek; naar Den Haag
1944 – 1948 Ds. D.B. van Lokhorst, van Papendrecht; naar Bergschenhoek
1948 – 1961 Ds. F. Kijftenbelt, van Rotterdam (bijstand in het pastoraat)
1948 – 1954 Ds. H.A. van Slooten, van Haaften; naar Onstwedde
1955 – 1961 Ds. L. Roetman, van Muiden; naar Gouda
1956 – 1961 Ds. Joh. Bos, van Noorden; naar Lunteren (eerste 2e predikant)
1961 – 1970 Ds. G. Westland, van Driesum; naar Scherpenzeel
1962 – 1967 Ds. G. Wursten, van Den Bommel; naar Sprang
1967 – 1968 Ds. B.A. van Donkersgoed, van St. Philipsland; naar GZB (Kenya) (eerste 3e predikant
1967 – 1972 Ds. H.J. de Bie, van Alblasserdam; naar Huizen (N.H.)
1970 – 1984 Ds. H.A. van de Pol (zoon van eerder genoemde), van Leerbroek (Z.H.); naar Boskoop
1970 – 1976 Ds. J. Kruijt, van Rotterdam-Hilligersberg; naar Elburg
1973 – 1982 Ds. G.F. Smaling, van Dussen (N.B.); naar Rijnsburg
1977 – 1981 Ds. J. Bogaard, van Rotterdam-Delftshaven; naar Nieuw-Loosdrecht
1982 – 1993 Ds. A. van de Meer, van Lopik; naar Veenendaal
1983 – 1987 Ds. A. Visser, van Nieuwland en Oosterwijk; naar Putten
1984 – 1988 Ds. D.Ph.C. Looyen, van Kinderdijk-Middelweg; vertrok als toerustingspredikant naar de GZB/IZB
1987 – 1993 Ds. K. van Meijeren, van Ooltgensplaat; naar Zwolle
1988 – 1998 Ds. J. Plomp, van Barendrecht; naar Putten
1993 – 1997 Ds. J. Muller, van Sluipwijk; naar Wapenveld
1994 –  Ds. G.A. Schreuders, van GZB (Costa Rica)
1999 – 2009 Ds. J. van Beek, van Jaarsveld; overleden alhier
1999 – 2004 Ds. G. Herwig, van Noordwijk; naar Kamerik
2004 – 2009 Ds. B.E. Weerd, van Gouderak ; naar Huizen
2010 – 2017 Ds. J.W. van Bart, van Oldebroek naar Harderwijk

2012  2014  Ds. J Flikweert  overleden alhier
2015        –   Ds T. J. Smink van Nieuwerkerk
2018        –   Ds. H.J. Donken

Dorpskerk: kerkelijk centrum door de eeuwen heen

Middeleeuwse kerk

De Dorpskerk in Wierden kent al een lange geschiedenis. In de toren hangt een klok van Gherhardus van Wou met als inscriptie “Jhesus, Maria, Johannes, Gherhardus de Wou me fecit, Ao De 1495”. Hoewel dit jaartal op zich geen bewijs vormt voor een exacte datering van de bouw van de toren, wijzen diverse bronnen richting tweede helft van de 15e eeuw. Aan de Middeleeuwse toren sluit nu de Hervormde Dorpskerk aan, die in haar huidige vorm uit het jaar 1929 dateert. Maar op deze plaats hebben al eerder kerken gestaan. De oudst bekende dateerde uit de Middeleeuwen. Deze stamde uit ongeveer dezelfde tijd als de nog bestaande toren. Dit Gotische gebouw bestond uit een toren met een traptoren, een schip en een smaller, maar wat het muurwerk betreft hoger koor.

De Middeleeuwse kerk die tot het jaar 1824 te Wierden heeft gestaan. Deze kerk was aanvankelijk in gebruik als Rooms Katholiek kerkgebouw, maar is na de reformatie overgegaan in Nederlands Hervormde (Gereformeerde) handen. Bovenstaande afbeelding is een reproductie van een gewassen pentekening van de bekende Haarlemse topografisch kunstenaar Hendrik Spilman (1721 – 1784). 

Toren en traptoren zijn behouden gebleven. Beide zijn waarschijnlijk gelijktijdig opgetrokken, want bij de vormgeving van de spitsboognis aan de zuidzijde van de tweede geleding is rekening gehouden met de aanwezigheid van een traptoren (de nis is namelijk maar voor de helft uitgevoerd). Van de toren dient te worden vermeld, dat de tweede geleding per vrijliggende gevel geleed is met één blindnis en dat de derde geleding aan iedere zijde doorbroken is met één galmgat (aan de oostzijde gedicht). De traptoren is -in tegenstelling tot de toren – niet in geledingen verdeeld. Het niet meer aanwezige schip moet van iets oudere datum zijn geweest dan toren en traptoren. Op zich is dat niets bijzonders, want een Middeleeuwse kerk is in de regel in verschillende perioden gebouwd. Deze kerk zou dan als volgt tot stand zijn gekomen: eerst het schip, dan het koor en nog later de toren. De toren is nagenoeg volledig van dikke rode baksteen opgetrokken. De toren heeft boven het als portaal gebruikte gelijkvloerse gedeelte een kruisribgewelf gehad. Omdat de stenen gewelven in de Gotische tijd niet met gaten werden doorbroken moet men via een omweg een hogere verdieping bereiken ofwel over een aparte tegen de toren aangebouwde traptoren. De traptoren heeft een rechthoekige plattegrond en dito doorsnede en wordt gedekt door een lessenaardak.
De invoering van het calvinisme ging in Wierden niet zonder slag of stoot. Hoewel Ds. Abraham Nijhoff (wiens vader Joannes Niehoff pastoor van Wierden was geweest) reeds in het jaar 1626 als eerste “reformatorische” predikant voorging, duurde het nog 20 jaar voordat de Wierdense gelederen zich sloten. Pas dan zijn de schilderingen in de kerk overgewit en zijn ouderlingen en een diaken aangesteld.

Kerk in waterstaatsstijl

In het jaar 1824 werd de kerk, die toentertijd ongeveer twee eeuwen in handen was van de aanhangers van Calvijn, herbouwd. Bij die gelegenheid schijnt de zuidmuur van het schip gedeeltelijk gespaard te zijn; bewijzen voor deze veronderstelling zijn vooralsnog niet gevonden.

De kerk gezien vanaf het zuidwesten. Aan de zuidkant van de toren bevindt zich het cachot; aan de noordzijde van de toren is (waarschijnlijk) een consistorie aangebouwd. Rechts in de boom een ooievaarsnest.

Omdat het Protestantisme geen behoefte heeft aan een afzonderlijke ruimte voor de predikant, werd het priesterkoor afgebroken en het schip oostwaarts verlengt tot een zaalkerk (een destijds vaker gekozen plattegrondsvorm).

De in het jaar 1824 in “Waterstaatsstijl” herbouwde Dorpskerk. In de veertiger jaren van de 19e eeuw is aan de noordzijde van de kerk (rechts op bovenstaande foto) een tweede schip aangebouwd. In het jaar 1928 werd dit kerkgebouw vervangen door de huidige nog bestaande Dorpskerk.

Vele kerken zijn in die periode opgetrokken in een zelfde stijl, die gewoonlijk Waterstaatsstijl wordt genoemd, omdat architecten van het ministerie van Waterstaat vanaf het jaar 1824 tot het jaar 1849 toezicht hielden op de bouw van kerken of deze zelf ontwierpen. De 19e eeuwse Waterstaatsstijl kan omschreven worden als Classicistisch in die zin, dat (waar mogelijk) aan de bouwkunst van de klassieke oudheid ontleende elementen werden toegepast. Vaak moesten deze sierbestanddelen echter uit bezuinigingsoverwegingen weer achterwege worden gelaten. Bij een eenvoudige kerk zoals die in Wierden is gebouwd waren Classicistische elementen dan ook nauwelijks te vinden.

Het interieur van de kerk in “Waterstaatsstijl”. Deze foto, genomen vanuit het nieuwste gedeelte (noordelijke schip), toont de preekstoel tegen de zuidelijke muur en het Naber-orgel tegen de torenmuur. Let op de grote kachels; één midden in de kerk en één links achter de pilaar. Aan het plafond hangen gaslampen.

Omstreeks het jaar 1845 is de kerk belangrijk vergroot, doordat aan de noordzijde een tweede schip werd aangebouwd, dat langs de toren is doorgetrokken en dat met het oude onder één dak werd gebracht. Daardoor veranderde de kerk van een éénbeukige ruimte in een tweeschepige hallenkerk. Tussen de beide schepen stonden Toscaanse zuilen (een Classicistisch element).

Het rond het jaar 1845 aangebouwde noorderschip, gezien vanaf het huidige J.C. van de Bergplein.

De pilaren en het plafond waren helder wit. Rond de pilaren waren hekjes aangebracht.
H. Boom zegt in zijn boek “omzwervingen door Overijssel” in het najaar van het jaar 1846: “Om de boeren – die zich zes dagen lang op veld en akker op twee beenen in balans hielden en daarom van de zondag gaarne een rust-, leun- en ligdag te maken – te beletten, om naar hartelust tegen de pilaren te leunen en zóó onder de predikatie een uiltje te knappen, heeft men die pilaren met hekjes omringd”.

De oude kerk die 500 zitplaatsen bevatte werd in het jaar 1928 afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe kerk met initieel zo’n 800 zitplaatsen. De notulen van de kerkenraad vermelden dat niets merkwaardigs bij ’t afbreken der kerk werd gevonden.

Huidige kerkgebouw

Het hierboven beschreven kerkgebouw is vervangen door een nieuw. Hoewel diverse bronnen beweren dat brand de reden was voor nieuwbouw, zijn bewijzen hiervoor niet gevonden. Een kranteknipsel uit die tijd meldt dat vergroting of restauratie van de kerk tot grote kosten zal leiden. Besloten werd tot nieuwbouw over te gaan. Groei van de gemeente is dus zeer waarschijnlijk de reden van nieuwbouw.
De eerste steen van het kerkgebouw is gelegd op 2 juni 1928. Deze nieuwe (thans nog bestaande) kerk heeft de vorm van een Grieks kruis: een plattegrond, die sinds de bouw van de Noorderkerk in Amsterdam -zowel in de hervormde als in de gereformeerde kerkarchitectuur – herhaaldelijk is toegepast. De kruisvorm, die uitwendig goed tot uiting komt door de twee elkaar kruisende zadeldaken, spreekt inwendig minder doordat de oost- en zuidarm zijn voorzien van een balkon. Deze balkons zijn toegankelijk via ruime, vlakgedaakte traptorens op de zuidelijke hoeken van de kerk en onderling verbonden. Het inwendige van de kerkruimte zelf wordt gedekt door houten zolderingen met de vorm van twee opgaande vlakken, die aan de bovenzijde zijn afgeknot. Om en kruiselings over het middenvak komen tussen deze zolderingen balken voor, die aan het zicht zijn onttrokken.

Het interieur van de in het jaar 1929 in gebruik genomen Dorpskerk. Boven de kansel het Naber-orgel, overgezet uit het vorige kerkgebouw.

Het uitgebouwde portaal aan de noordzijde (aan de kant van het J.C. van de Bergplein) en de vensters hebben een spitsbogige- vorm. Toch is het kerkgebouw niet louter traditioneel van opzet. In de buitengevels, die uit grauwe baksteen bestaan, is namelijk enige invloed te bespeuren van de destijds moderne richting, de zogenaamde Amsterdamse school. Hierbij zij vooral gewezen op de verticaal gemetselde strook onder de vensters, op het verspringende baksteenwerk in de toppen van de topgevels (behalve aan de westzijde) en op de liggend-rechthoekige vorm van de vensters in het midden van de dakkapellen van de consistorie. Deze consistorie is als een lager verbindingsstuk gebouwd tussen de toren enerzijds en de kerk anderzijds, waardoor het verschil in schaal tussen beide onderdelen acceptabel is voor het oog.

Het exterieur van de huidige Dorpskerk met daarnaast de nieuwe pastorie aan de Plantsoenlaan gezien vanaf de voormalige “kerkbouwlanden”. De bomen rechts staan op de plaats waar in het jaar 1965 het huidige gemeentehuis zou verrijzen. De koeien en schapen graasden tot aan de pastorietuin. Daaronder een foto van de Dorpskerk anno 2013, met nieuwe dakpannen(2004) en een gerenoveerde toren(2005)
 
Tenslotte kan nog gewezen worden op de betonnen onderdorpels van de vensters en de bezetting van de vensteropeningen met ornamentaal gebrandschilderd glas, bedoeld om het interieur een bepaalde sfeer te geven. Bovenin dit glas is het kerkzegel van de Hervormde Gemeente aangebracht. De kansel bevindt zich aan de westzijde. Alle banken op de begane grond zijn dan ook naar die kant gekeerd. In de kerk is plaats voor 900 personen, verdeeld over de kerkzaal en de balkons.
Interieur huidige Dorpskerk
Boven de preekstoel bevindt zich de orgelkas en boven het ingebouwde gedeelte van het noordportaal de speeltafel. De toetstractuur van het instrument is volledig elektrisch. De ventielen onder de tooncancellen worden door middel van elektromagneten geopend. De westelijke arm van de kerk is – behalve voor de kansel en het orgel – gereserveerd voor voorwerpen die met de twee door het Protestantisme erkende sacramenten van doen hebben. Dit zijn de houten avondmaalstafel en het eveneens houten doopvont met uitneembaar verzilverd-metaal doopbekken (1857). De eikenhouten preekstoel (1929) met de daarop geopend liggende Bijbel, de avondmaalstafel en het doopvont zijn centraal in de kerk aanwezig en als tekenen van Gods Woord en de sacramenten blijvend aanwezig.
De plaats waar de Dorpskerk staat is vanaf de Middeleeuwen tot aan de dag van vandaag een plek waar christenen samenkomen om te luisteren naar wat God hen in Zijn Woord te zeggen heeft en om de sacramenten te bedienen.

De kanselbijbel van de Dorpskerk. Tijdens de opening van het kerkgebouw in het jaar 1929 werd door Ds. Steenbeek 1 Koningen 6:12 en 13 bepreekt.


De Hervormde Kapel

De basis van de huidige Kapel-gemeente is gelegd door de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden. Deze vereniging hield vanaf het jaar 1913 kerkdiensten in de Kapel aan de Warnaarstraat.

Door de komst van veel “import” in met name plan “Oost” groeide de groep Hervormden die zich niet (meer) thuis voelde in de Dorpskerk en werd besloten om samen met de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden te komen tot de oprichting van een eigen kerk hetgeen resulteerde in een zogenaamde deelgemeente. Daarnaast heeft een aantal leden van de bestaande gemeente zich ook aangesloten bij deze deelgemeente. Door aanwas gedwongen verliet de deelgemeente in het jaar 1981 de oude kapel aan de Warnaarstraat en betrok een nieuw kerkgebouw aan de Dahliastraat. Meer gegevens over de ontstaansgeschiedenis zijn te vinden op de website van de Hervormde Kapel.

Kerk te Hoge Hexel: kerkelijk centrum sinds 1950

De groei van de Hervormde Gemeente was in het jaar 1939 aanleiding om te besluiten tot aanstelling van een hulpprediker. De kerkenraad besloot in het jaar 1943 – indien mogelijk – te komen tot het stichten van een tweede predikantsplaats. Daarnaast ontstond rond diezelfde tijd de wens onder de bewoners van Hooge Hexel om ter plaatse kerkdiensten te gaan organiseren. In het jaar 1947 werd voor dit doel het gebouw voor Christelijke Belangen aan de Piksenweg als tijdelijke kerk in gebruik genomen. Een volwaardig en eigen kerkgebouw werd kort daarna gerealiseerd. Sinds het jaar 1950 beschikt ook de buurtschap Hooge Hexel over een eigen representatief kerkgebouw.

Het idyllisch gelegen kerkgebouw aan de Piksenweg te Hooge Hexel.

Het kerkgebouw na de verbouwing.

Groeiend kerkbezoek: Taborkerk

Door de groei van het aantal kerkgangers bleek het in de jaren zestig van de 20e eeuw nodig in de Dorpskerk twee morgendiensten achter elkaar te houden. Deze situatie leidde er toe, dat de behoefte werd gevoeld en ook werd uitgesproken om te komen tot de bouw van een tweede kerk in het dorp. Een aan de Jacobsonstraat gelegen terrein werd bestemd voor de bouw van dit kerkgebouw. Op 22 juni 1972 werd dit gebouw, de Taborkerk, in gebruik genomen.

De Taborkerk aan de Jacobsonstraat, in gebruik genomen in het jaar 1972 in verband met toenemend kerkbezoek.

De orgels

Naber-orgel Dorpskerk

In het oude kerkgebouw (Waterstaatsstijl) bevond zich een zogenaamd Naber-orgel. Dit prachtige instrument, gebouwd in het jaar 1860 door de vermaarde Deventer orgelbouwer C.F.A. Naber (1797 – 1861), bevond zich op de galerij tegen de toren. In de nieuw gebouwde (huidige) Dorpskerk werd het Naber-orgel opnieuw opgebouwd en in gebruik genomen. Uiteindelijk werd het orgel in het jaar 1943 verkocht aan de Wierdense Gereformeerde Kerk aan de Spoorstraat. Het orgel had slechts één klavier en een aangehangen pedaal. De dispositie was als volgt:

Prestant 8′
Bourdon 16′
Holpijp 8′
Viola di Gamba 8′
Octaaf 4′
Flûte d’ Amour 4′
Quint 3′
Woudfluit 2′
Picolo 2′
Mixtuur
Trompet 8′

Het schitterende Naber-orgel, hier gefotografeerd in de oude (waterstaatsstijl) kerk. Let op het opschrift boven de deur naar de toren (uitgang) uit Jesaja 2:3 “Laat ons opgaan ten huize des Gods Jacobs”.

Pels-orgel Dorpskerk

In het begin van de veertiger jaren werd het Naber-orgel in de Dorpskerk vervangen door een nieuw orgel, gebouwd door de Fa. Bern. Pels en zn. te Alkmaar. Het kwam in het jaar 1945 gereed. De tongwerken werden omstreeks het jaar 1955 geplaatst. De huidige dispositie van het orgel luidt na de laatste restauratie (2002):

Hoofdwerk:  Positief:  Zwelwerk:  Pedaal:
(Manuaal I)  (Manuaal II)  (Manuaal III)
Bourdon 16′  Prestant 8′  Prestant 8′  Prestantbas 16′
Prestant 8′  Quintadeen 8′  Roerfluit 8′  Subbas 16′
Gemshoorn 8′  Prestant 4′  Salicionaal 8′  Octaaf 8′
Holpijp 8′  Koppelfluit 4′  Vox Céleste 8′  Gedekt 8′
Octaaf 4′  Blokfluit 2′  Octaaf 4′  Koraalbas 4′
Roerfluit 4′  Spitsquint 1 1/3′  Fluit 4′  Ruispijp IV sterk
Quint 2 2/3′  Scherp III-IV sterk  Nasard 2 2/3′  Bazuin 16′
Octaaf 2′  Dulciaan 8′  Nachthoorn 2′
Cornet V sterk  Tremulant  Terts 1 3/5′
Mixtuur IV-V sterk   Hobo 8′
Trompet 8′   Tremulant

Voorts de gebruikelijke koppelingen en speelhulpen.

Het opvallende orgelfront van het Pels-orgel in de Wierdense Dorpskerk zoals dat in het jaar 1945 in gebruik werd genomen.

Het Pels-orgel na de restauratie in het jaar 1967. Het nieuwe orgelfront is van de Fa. B. Koch te Apeldoorn.

Oude orgel Hooge Hexel

Het oude orgel in de kerk te Hooge Hexel. Dit orgel is tot omstreeks het jaar 1970 in gebruik geweest.

Kaat & Tijhuis-orgel Hexelkerk

De huidige dispositie van het orgel luidt:

Hoofdwerk II C-g3
Prestant 8 – C-D#2007
Roerfluit 8
Octaaf 4
Fluit 4
Octaaf 2 – 2007
Cornet 8 V discant – 2007
Mixtuur 1? IV-V – 2 2/3-koor 2007
Trompet 8 – 2007

Positief III C-g3
Holpijp 8
Viola di Gamba 8 – vanaf c. 2007
Openfluit 4
Nasard 2 2/3
Nachthoorn 2
Flageolet 1 – voorheen Terts 1 3/5, in 2007 opgeschoven
Dulciaan 8 – 2007

Koppelmanuaal I

Pedaal C-f1
Subbas 16
Prestant 8
Octaaf 4
Bazuin 16 – 2007

Werktuigelijke registers
Pedaalkoppel Hoofdwerk
Pedaalkoppel Positief
Calcant
Tremulant (gehele werk)

Temperatuur: ongelijkzwevend, verwant aan Niedhart
Winddruk: 69mm wk

Kerkelijk archief

Onder het kerkelijk bureau bevindt zich het kerkelijk archief. Dit archief wordt bijgehouden door vrijwilligers.

Contactgegevens

Contactpersoon C. Hoogendijk, e-mailadres archief@hervormdwierden.nl